De belangrijkste klacht van mensen met SMA is waarschijnlijk spierzwakte, maar een meerderheid geeft ook aan last te hebben van een gebrek aan uithoudingsvermogen bij herhaalde bewegingen zoals kauwen, bestek gebruiken en lopen. Spierzwakte bij SMA wordt veroorzaakt door het niet goed functioneren van zenuwcellen die het ruggenmerg met de spieren verbinden (de ‘motorische voorhoorncellen’) en van de spieren zelf. Het verminderde uithoudingsvermogen wordt vooral veroorzaakt door een verstoorde overdracht van prikkels van de nog werkende zenuwen naar de spier. Deze prikkeloverdracht vindt plaats aan het uiteinde van de zenuw, waar deze grenst aan de spier: de zogenaamde neuromusculaire overgang. Een niet goed functionerende neuromusculaire overgang is dus één van de symptomen van SMA. Er zijn ook spierziekten waarbij alleen de neuromusculaire overgang niet goed werkt; deze ziekten heten ‘myasthene syndromen’ of ‘myasthenia gravis’. We behandelen mensen met myasthenia gravis met medicijnen die de prikkeloverdracht van zenuw naar spier verbeteren. Pyridostigmine (Mestinon®) is het meest bekende medicijn met dit effect. We hebben daarom onderzocht of het gebruik van pyridostigmine ook het uithoudingsvermogen van mensen met SMA verbetert.
De tekst gaat verder onder de afbeelding.

De opzet van het onderzoek was een zogenaamde dubbelblinde, placebo gecontroleerde cross-over studie. Dit betekent dat deelnemers aan de studie gedurende twee perioden van 8 weken pyridostigmine of placebo (een nep-medicijn) gebruikten met een pauze van 4 weken er tussenin. In welke periode ze placebo of pyridostigmine gebruikten wisten deelnemers en onderzoekers niet – dat was door loting bepaald en alleen bekend bij de ziekenhuisapotheker die de medicijnen verstrekte. Tijdens beide perioden bepaalden de onderzoekers spierkracht en uithoudingsvermogen met behulp van de in het SMA onderzoek vaker gebuikte MFM schaal, maar ook met door het team van het SMA Centrum ontwikkelde methoden om het uithoudingsvermogen objectief te kunnen meten. Deelnemers moesten tijdens het gebruik van placebo en pyridostigmine ook zelf aangeven of ze verbetering van het uithoudingsvermogen hadden bemerkt – of juist niet.
35 mensen met SMA Type 2, 3 of 4 hebben aan het onderzoek meegedaan. Gemiddeld behaalden deelnemers een betere MFM score (die dus een maat is van spierkracht en bewegingsvaardigheid) in de periode dat ze pyridostigmine gebruikten dan in de placebo periode, maar op grond van de statistische analyse kon niet worden aangetoond dat dit kwam door pyridostigmine gebruik, en niet door toeval. Een grote meerderheid (74%) van de deelnemers bemerkte echter wel enige tot duidelijke verbetering van het uithoudingsvermogen tijdens het gebruik van pyridostigmine. Uit de speciaal voor dit onderzoek ontwikkelde testen om uithoudingsvermogen vast te leggen bleek ook dat deelnemers in de periode dat ze pyridostigmine gebruikten een beter uithoudingsvermogen hadden dan in de placebo periode. Pyridostigmine kan bijwerkingen zoals toegenomen speeksel en zweetproductie, buikkrampen en diarree veroorzaken. De bijwerkingen die de deelnemers tijdens het onderzoek hebben gemeld waren relatief mild en acceptabel.
De resultaten van het onderzoek zijn dat pyridostigmine een goedkoop, veilig en waarschijnlijk effectief medicijn is voor mensen met SMA die last hebben van snel optredende vermoeidheid in de spieren bij herhaalde bewegingen. Pyridostigmine kan daarom worden gebruikt als medicijn naast bijvoorbeeld nusinersen (Spinraza®) of risdiplam (Evrysdi ®).
Dit onderzoek is financieel mogelijk gemaakt door het Prinses Beatrix Spierfonds, stichting Spieren voor Spieren en een bijdrage van Rotary Bussum voor de productie van placebo en pyridostigmine pillen die er exact hetzelfde uitzagen.
Mochten er, naar aanleiding van dit bericht, vragen zijn dan kunt u contact opnemen met het onderzoeksteam via smaonderzoek@umcutrecht.nl
De resultaten van ons onderzoek “Randomized double-blind placebo-controlled crossover trial with pyridostigmine in spinal muscular atrophy types 2-4” zijn recent gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Brain Communications.